Bewegingsmogelijkheden gaan over het in beweging zetten van je lichamelijke structuren. Hoewel de meesten van ons dezelfde onderdelen tot onze beschikking hebben, zien die onderdelen er niet hetzelfde uit.
Antropometrie is letterlijk “het meten van mensen” en houdt zich bezig met het vaststellen van afmetingen en verhoudingen van het menselijk lichaam. Hieronder zie je verschillende vergelijkingen van verhoudingen van bovenbeen botten en heupen.
Deze structurele verschillen zijn van enorme invloed op hoe een cliënt kan en zal bewegen. Als trainer kun je hier niks aan veranderen. Een structurele beperking is een vast gegeven.
Als je heel rigide bent in hoe een oefening eruit moet komen te zien, beperkt deze aanpak de mogelijkheid voor cliënten met een andere antropometrie om de oefening optimaal uit te voeren. Niet iedereen zal met een reguliere stand (voeten op heupbreedte) kunnen squatten onder parallel; niet iedereen kan een reguliere deadlift vanaf de grond uitvoeren (bijvoorbeeld door lange bovenbenen en een kort bovenlijf); en niet iedereen zal kaarsrecht bench pressen.
In de praktijk is het uitdagend om te bepalen of iemand wordt gehinderd door structuur. We kunnen niet door iemands huid heen kijken om te zien of er bot op bot contact is tijdens een beweging. Er zijn testen die je kunt doen om structurele beperkingen van functionele beperkingen te onderscheiden. Daarvoor moet je kennis van anatomie erg goed zijn en moet je testen op zo’n niveau begrijpen dat je ze consistent goed uitvoert en de duidelijke limitaties van elke test kent.
Gelukkig kunnen we het ook simpeler houden door te denken in bewegen. Laat je cliënt experimenteren met verschillende posities en kijk welke posities het fijnst voelen voor je cliënt.
In deze video leg ik je uit hoe je op een simpele manier heel systemisch kan gaan uitzoeken welke stand het beste past bij jouw cliënt.
2. Een tweede voorbeeld is hyperkyfose (te bolle bovenrug), waardoor je tijdens het duwen boven het hoofd gaat compenseren in de onderrug. Op de langere termijn blijven je werken aan mobiliteit in de bovenrug, en op korte termijn kies je variaties van het verticaal duwen die min of meer dezelfde spiergroepen trainen, zonder dat je de cliënt dwingt in compensatie.
Dit werd eerder benoemd in de casus van Angela. Je kunt werken aan de technische uitvoering en aan mobiliteit van de bovenrug en de schouder zodat je op termijn betere posities gaat zien. Maar het kan ook zo zijn dat je geen verbeteringen ziet in de posities die Angela kan leveren. Als trainer is het verstandig om dan aanpassingen te maken in je plan, zeker als een specifieke oefening niet het doel is.
In deze video laat Ben je een progressie en regressie reeks zien rondom de half kneeling landmine press. Een oefening die perfect past in een situatie als deze, omdat je nog steeds dezelfde spiergroepen traint in een compound beweging, zonder dat je hoeft te compenseren door de structurele beperking.
Structurele beperkingen zullen voorkomen en je moet ze meenemen in jouw bewegingsanalyse. Als trainer blijf je zoeken naar mogelijkheden: alternatieve oefeningen in hetzelfde bewegingspatroon en werken aan mobiliteit, zodat er toch goede posities gevonden kunnen worden. Het lastige is dat veel structurele beperkingen niet op te lossen zijn met mobiliteitsoefeningen. Conclusie is dat het vooral belangrijk is dat je inziet dat antropometrie – de verhoudingen van het menselijk lichaam – en structuur meespelen in het kiezen van oefeningen en de daarbij behorende posities.
Dit hoeft geen negatief effect te hebben op de resultaten die je boekt met je cliënten. Zeker niet als je de vrijheid hebt om te werken met bewegingspatronen en niet met specifieke oefeningen.
De laatste factor die we bespreken zijn blessures en pijn.