Begrippenlijst

Appendix / begrippenlijst

Hieronder vind je de belangrijkste begrippen van les 2. Lees er doorheen en test of je alle begrippen kent. Het geeft je een helder beeld van wat er goed in je hoofd zit en waar je nog veel kan winnen. 

Les 2

Abductie – van het lichaam af brengen (ezelsbruggetje: de ‘b’ van naar buiten).

Adductie – naar het lichaam toe brengen (ezelsbruggetje: to add).

Anteflexie – in voorwaartse richting heffen (flexie).

Anterior pelvic tilt – voorwaarts kantelen van de heup

Angulaire bewegingsvorm – een aantal of alle delen van een lichaam draaien over dezelfde hoek rond een rotatie as. Als de beweging helemaal afgemaakt zou worden zou de baan van het lichaam een perfecte cirkel zijn. De beweging wordt ook wel rotationeel (rond rotatieas) of circulair genoemd.

Bar path – de weg die de stang aflegt van de start naar de eindpositie. 

Biomechanica – de leer van krachten die wij kunnen uitoefenen op een object of onze omgeving en de krachten die werken op ons en andere organismen; dit met de focus op het moment voor, tijdens of na beweging.

Cognitie – het brein verwerkt prikkels en maakt beslissingen die leiden tot een een handeling, niet handelen is in dit geval ook een handeling. Dit wordt ook wel kenvermogen genoemd. 

Cognitieve bias – is een irrationele, foutieve gedachtegang. Het is vooringenomen of bevoordelend zijn wat het leren (her)kennen betreft, zoals voorkomt in kennis, inzicht, onderzoek en beoordeling. Het is een bevooroordeling die zowel bewust als onbewust kan voorkomen, dat vanuit psychologisch- of cognitief proces voortkomt. Cognitieve bias wordt ook wel een cognitieve fout of vertekening genoemd. 

Confirmation bias – de neiging om informatie die overeenstemt met eigen (reeds bestaande) opvattingen als juist te beschouwen. Deze neiging om meer aandacht te schenken of waarde te hechten aan feiten die de eigen opvattingen bevestigen, dan aan die welke deze tegenspreken verklaart wellicht ook de hardnekkigheid van sommige vooroordelen.

Endorotatie – naar binnen draaien.

Exorotatie – naar buiten draaien (ezelsbruggetje: extern). 

Externe krachten – ons lichaamsgewicht en deze interne kracht die wij op onze omgeving kunnen uitoefenen. 

Fulcrum – het draaipunt of steunpunt.

Flexiemoment – tijdens de deadlift kan je de neutrale positie verliezen gedurende de beweging, waarbij de draagarm buigt en korter wordt.

Flexiearm – in een deadlift: een gefixeerde positie waarbij de rug bewust in een lichte bolling wordt gezet om de totale momentarm te verkorten. Dit komt voor bij top powerlifters.

Frontaal vlak – het vlak dat het lichaam in een voor- en achterzijde (anterior en posterior) verdeeld. Wordt ook wel het coronaal vlak genoemd. Bewegingen die goed van de voor of achterkant zichtbaar zijn, vallen binnen het frontale vlak. Het zijwaarts heffen van de arm (abductie) en rotatie van de schouder zijn ook goed van de voor- of achterkant te zien. 

Hefboom – de volledige lengte van een staaf, stang of in het menselijk lichaam; een bot of bijvoorbeeld de wervelkolom, die samenwerkt met een draaipunt. In veel gevallen is een hefboom een mechanisme waarmee een kleine kracht in combinatie met een grote beweging wordt omgezet in een kleine beweging die een grote last verplaatst, waarvoor een grote kracht nodig is.

Heuristiek – wetenschappelijke strategie om problemen systematisch op te lossen en dingen methodisch te ontdekken. 

Hindsight bias – wijsheid achteraf; de neiging om nadat een onvoorspelbare gebeurtenis heeft plaatsgevonden van zichzelf te menen dat men dit zo heeft voorspeld. 

Hip dissociation – een pure heupbuiging waarin de lumbale wervelkolom geen beweging plaatsvindt en deze dus stijf blijft.

Hip hinge – een heupbuiging. Letterlijk vertaald vanuit het Engels betekent het heupscharnier. Je kunt de heu vergelijken met een deurscharnier die ook kan buigen en strekken.

Hypothese – een stelling die je inneemt waarmee je zegt dat iets waarschijnlijk is aan de hand van de informatie en de context die jij tot je beschikking hebt. 

Interne krachten – de spieren die kracht uitoefenen (trek en duw) op de ledematen en gewrichten om gecontroleerde bewegingen tot stand te brengen.

Intuïtie – de eigenschap dat je iets aanvoelt zonder erover te denken. Dit wordt ook wel een onderbuikgevoel genoemd.

Line of pull/action – de loodrechte lijn naar beneden vanaf een zwaartepunt. Door de zwaartekracht wordt elk object of lichaam op aarde vanuit het zwaartepunt naar de aarde getrokken. Dit geeft een bepaalde last of weerstand.

Lineaire bewegingsvorm – een aantal of alle delen van een lichaam bewegen in dezelfde richting bij een lineaire beweging. Dit kan een kaarsrechte lijn zijn of met een kleine curve.

Loopt ‘t, lukt ‘t en leeft ‘t – een didactisch model ontwikkelt door Bruno Oldeboom dat wordt gebruikt door leraren om op eenvoudige wijze hun onderwijs voor te bereiden, aan te bieden en te evalueren.

Mindmap – een overzicht van een flinke dosis kennis waarbij je verschillende termen aan elkaar linkt. Zo krijg je een groot web van kennis over een specifiek onderwerp en kun je linken leggen met jouw eigen bestaande kennis. 

Moment – de kracht waarmee iets in beweging gezet kan worden.

Moment arm – de afstand tussen de plek waar een object of lichaam moment (kracht) uitoefen(t) en waar het object vastzit (rotatieas/fulcrum). Hoe groter de kracht, hoe kleiner de momentarm. Hoe kleiner de kracht, hoe groter de momentarm.

Posterior pelvic tilt – achterwaarts kantelen van de heup.

Praatje plaatje daadje – een didactisch model waarin je eerst uitleg geeft (praatje), daarna het voorbeeld (plaatje) en tot slot volgt de uitvoering (daadje).

Retroflexie – in achterwaartse richting heffen (extensie).

Ruis – dat je informatie krijgt die niet valide is, maar wellicht wel belangrijk lijkt. 

Sagittale vlak – het vlak dat het lichaam in zo goed als symmetrische linker en rechter delen verdeelt. Denk aan het voorwaarts heffen van het bovenbeen of de knie. 

Self fulfilling prophecy – een zelfvervullende voorspelling is een voorspelling die direct of indirect leidt tot het uitkomen van die voorspelling. Als je gelooft in een uitkomst, dan zal je je ernaar gedragen en wordt het de realiteit.

Self-serving bias – de neiging om bij de eigen acties altijd uit te gaan van goede intenties en positieve capaciteiten, waarbij eigen successen worden toegeschreven aan interne factoren (interne attributie) zoals capaciteiten, talenten en persoonlijkheid, terwijl eigen falen aan externe factoren wordt toegeschreven (externe attributie) zoals de omstandigheden of fouten van anderen. 

Torque – de kracht (moment) die een object of lichaam of deel daarvan in beweging zet wat resulteert in een rotatie.

Transversale vlak – het vlak dat het licham in een boven- en onderkant verdeeld (superior en inferior). Dit is een horizontaal vlak en staat ook wel bekend als het rotatievlak. Rotatie van de romp en interne en externe rotatie van de schouder en heup vallen binnen dit vlak en op deze rotatie as. 

Valide – dat de informatie die je krijgt belangrijk is voor de keuze die je wil maken. 

contact ons

Op werkdagen doen wij ons best om binnen 24 uur op jouw mail te reageren.

Blijf leren met de kennis = kracht mail

Vul je gegevens in en ontvang maandelijks de Kennis = Kracht Mail van MILO Performance and Education.