Tijdens het verticaal duwen wil je dus 3 punten zien*:
- Je wilt laterorotatie en een posterior tilt zien van het schouderblad. In de eindpositie is de schouder weer achter en laag.
- In de eindpositie is de schouder extern geroteerd.
- Voldoende thoracale extensie is essentieel om de eerste twee punten mogelijk te maken.
*Dit is een herhaling van het einde van de vorige paragraaf.
Checkpoint
Waar kijk je?
Dubbel check
Wat benoem je als ‘goed’?
Beweging van het schouderblad. |
De schouder blijft laag terwijl het schouderblad naar buiten beweegt. Je kunt dit goed zien door te letten op de afstand tussen de schouder en het oor. |
De cliënt voelt dat de spanning vooral oploopt tussen de schouderbladen, en niet richting de nek gaat.
“Ik zie dat je de schouders laag en achter positioneert.” |
Je wilt een externe rotatie zien in de schouder. Dit kan je herkennen doordat de schouder laag blijft en de elleboog richting de voorkant van het lichaam draait. |
De cliënt voelt dat de spanning vooral oploopt tussen de schouderbladen, en niet richting de nek gaat.
Als je met een stang werkt, kan je de cliënt vragen de stang te buigen in de eindpositie.
“De schouders zijn opengedraaid.”
Strekking van de bovenrug. |
Kijk naar de bovenrug zelf. Dit zie je het beste vanaf de zijkant. |
Check het aan de voorkant. Het borstbeen komt op, zonder dat de spanning op de romp verloren gaat of de onderrug in hyperextensie komt. |
“Prachtig, het is alsof je van je ribben tot je heupen in het gips zit. Ik zie geen enkele beweging.” |