Tijdens het verticaal trekken let je op deze twee punten:
- Je wilt van een latero geroteerd schouderblad naar mediale rotatie, retractie en depressie. Achter en laag.
- In die eindpositie is de bovenrug in extensie en de schouder extern geroteerd.
Checkpoint
Waar kijk je?
Dubbel check
Wat benoem je als ‘goed’?
Beweging van het schouderblad. |
Je wilt uitkomen in achter en laag. Kijk of de schouderbladen naar het midden van de rug bewegen. Hier is de schouder ook weer een belangrijk referentiepunt. Die beweegt in depressie en vanaf de zijkant zie je dat hij naar achteren beweegt. |
Plaats je vinger tussen de schouderbladen van je cliënt. Je wilt dat de cliënt naar de vinger beweegt die geplaatst is ter hoogte van de middelste en laagste vezels van de trapezius. |
“Ik zie duidelijk dat alle spanning tussen de schouderbladen geleverd wordt.” |
Eindpositie van de elleboog ten opzichte van de romp. |
Voorkom dat de schouder dumpt. Hiervoor is de positie van de elleboog ten opzichte van de schouder belangrijk.
Geef je cliënt mee dat de elleboog richting de achterste broekzak beweegt of richting de heup.
Het schouderblad stop je in de achterste broekzak. ‘Back and down’ is hier weer relevant.
“Top! Je eindigt weer in back en down!” |
Strekking van de bovenrug met behoud van een neutrale positie van de lumbale wervelkolom. |
Let op de positie van de ribben ten opzichte van het bekken aan de voorkant, en de holling van de rug aan de achterkant. |
Je cliënt zal veel druk in de onderrug voelen op het moment dat die naar hyper extensie beweegt.
Vraag naar de spanning aan de voorkant van de romp of check deze spanning door druk uit te oefenen op de obliques.
“Mooi, ik zie een pure beweging in de bovenrug!” |